Onderzoeksbenadering

Een korte toelichting op de in het project gebruikte methoden

Onderzoeksaanpak

Het project maakt gebruik van verschillende methoden in de verschillende fasen van het onderzoek (zie de figuur), die wij op deze pagina kort zullen toelichten.

Europese enquete

Er zal een grootschalige, transnationale enquête worden gehouden in vijf Europese landen, die zijn geselecteerd rekening houdende met de diversiteit in sociale cohesieregimes die in Europa aanwezig zijn (Dragolov et al. 2016; Green en Janmaat 2011). De geselecteerde landen zijn Hongarije, Nederland, Polen, Zwitserland en Zweden. Deze landen variëren in hun niveaus van ongelijkheid, diversiteit en polarisatie, evenals in hun normen en instituties (bijvoorbeeld verzorgingsstaatregimes; Esping-Andersen 1999; Ferrera en Rhodes 2000). Bijgevolg kunnen we verwachten dat de landen verschillen in de mate waarin ze kloven vertonen in hun socialisatiepatronen. Ook beschikt elk van de landen over uitstekende bevolkingsstatistieken, die nodig zijn voor het onderzoek. Voor alle landen zal een nationaal representatieve steekproef van de algemene bevolking worden getrokken van 1.500 personen per land (dus 7.500 in totaal). Een internationaal enquêtecentrum zal de enquête afnemen via computerondersteunde persoonlijke interviews (CAPI) van ongeveer een uur. De interviews gaan over sociale cohesie, opinies over de samenleving, sociale relaties en individuele kenmerken.

De gegevens zullen statistisch worden geanalyseerd en ze zullen ook worden gebruikt om op basis van de enquêtestatistieken maatschappelijke netwerken van de bevolkingsgroepen te simuleren. Daartoe construeren wij een populatie met de omvang van de nationale bevolking (of verkleind), en kennen aan de knooppunten (staatsburgerschap, sociale klasse, religie, politieke oriëntatie) attributen toe in de verhoudingen en met de mate van intersectionaliteit die in de bevolking aanwezig is, volgens de bevolkingsstatistieken. Vervolgens specificeren we een grafiekgenererend model (bijvoorbeeld op basis van een Exponential Random Graph Model; zie Leskovec et al. 2010; Smith en Burow 2018) om een netwerkstructuur te genereren die consistent is met wat we in de enquête hebben waargenomen, d.w.z. op basis van de graadverdelingen, de netwerkheterogeniteit en structurele parameters die in de enquête zijn gevonden. Met dit model kan de netwerkstructuur worden gesimuleerd, waarbij alleen de modellen die een goede mate van fit hebben met de uit de enquête geëxtraheerde parameters worden gehandhaafd (vgl. Leskovec et al. 2010; Smith en Burow 2018). Door deze simulatie vele malen uit te voeren, kunnen we de variatie in structuren op macroniveau die overeenkomen met de parameters onderzoeken om patronen op macroniveau gedetailleerder te evalueren.

Neem je deel aan de enquete?

Kijk op onze pagina "Ben je een deelnemer" om beter te begrijpen wat deelname inhoudt.

Interviews

Om het verband tussen sociale netwerken en subjectieve uitingen van cohesie grondiger te bestuderen en eventuele raadselachtige resultaten van de enquête te onderzoeken, zullen wij kwalitatieve vervolginterviews houden met een selectie van 60 respondenten. Onder de respondenten die instemmen met een vervolginterview selecteren wij deelnemers op basis van het kwalitatieve principe van intensiteitssampling (Patton 1990): wij zoeken vooral gevallen die diverse waarden van netwerkhomogeniteit (hoog, gemiddeld en laag) en diverse netwerkconstellaties vertegenwoordigen. Wij kunnen ook gevallen opnemen met ongewone waarden van netwerkomvang ("hubs" en perifere actoren) en typische en afwijkende gevallen wat betreft de associaties tussen netwerkheterogeniteit en subjectieve manifestaties. Geografie kan de selectie van de gevallen verder sturen (wij zijn van plan om deelnemers uit alle landen te contacteren, maar binnen elk land kunnen wij, indien mogelijk, deelnemers selecteren die in bepaalde gebieden geconcentreerd zijn, om het reizen te beperken. Bij uitzondering kunnen wij ook gebruik maken van videoconferenties). De steekproef is niet representatief omdat wij er niet naar streven kenmerken van de bevolking af te leiden. We proberen veeleer grondiger te begrijpen hoe netwerkmechanismen in de praktijk werken (d.w.z. logische inferentie; Small 2009), waarbij we tegen de achtergrond van de verzamelde gegevens de (1) temporele processen, (2) cognitieve percepties en (3) de rol van instellingen (Lubbers, Molina, & McCarty 2020) van de respondenten blootleggen. De selectie van deelnemers en interviewthema's zal mede afhangen van de voorlopige enquêteresultaten, om ruimte te laten voor verrassende resultaten.

Hoe werkt het?

We zullen een aantal respondenten van de enquête uitnodigen om deel te nemen aan een meer conversationeel follow-up interview. De interviews worden met toestemming van de respondenten opgenomen en woordelijk getranscribeerd voor verdere kwalitatieve analyse. De transcripties worden geanonimiseerd.

Agent-based modeling

Wij zullen de gegevens over de netwerken van de deelnemers gebruiken om de causale mechanismen te onderzoeken die de netwerkstructuren in verband brengen met de subjectieve manifestaties van samenhang. In dit geval gebruiken we een methode die agent-based modelling en simulatie heet, die een dynamische modellering van deze netwerken geeft, gebruikmakend van de gegevens en theorieën. Wij houden, althans in eerste instantie, de netwerktopologie constant (een realistische veronderstelling voor kennissamenwerkingsnetwerken in het middellange tijdsbestek). De attributen van de relaties kunnen dynamisch zijn, zoals de sterkte van de banden en de kennis van de attributen van de netwerkleden. Op basis van ons theoretisch model, onze enquêteschattingen voor associaties, en mogelijk de resultaten van de kwalitatieve interviews betreffende temporele processen, cognitieve percepties, en settings, kunnen wij bestuderen hoe de netwerkconfiguraties samenhangen met subjectieve manifestaties van cohesie. Wij kunnen de modellen valideren met de enquêtegegevens betreffende tolerantie, vertrouwen en beleidsvoorkeuren (die niet zijn gebruikt voor parametrisering). Merk op dat wij een meer klassiek sociaal beïnvloedingsmodel voor politieke oriëntatie kunnen formuleren. Als de modellen goed passen, kunnen wij de parameterwaarden wijzigen om het effect ervan op de uitkomsten verder te onderzoeken. We kunnen theoretische stellingen waarvoor we geen gegevens in de enquête hebben, bijvoorbeeld met betrekking tot de tijd die mensen in verschillende sociale settings doorbrengen en wie ze daar ontmoeten (Gershuny en Sullivan 2019), opnemen in het model voor sociale beïnvloeding.